-
De vorm
De hoofdstukken in het boek zijn geschreven door verschillende auteurs. Dat zorgt ervoor dat vanzelfsprekend de stijl tussen de hoofdstukken verschilt. Ik vond dan ook sommige hoofdstukken makkelijker te lezen dan andere. Dat ligt behalve aan de schrijfstijl overigens ook aan het onderwerp. Een historisch overzicht van de geschiedeis van beleidsonderzoek of een beschrijving van de markt voor beleidsonderzoek in verschillende landen is nu eenmaal minder pakkend dan bijvoorbeeld een hoofdstuk over beleidstheorieën of de totstandkoming van kennisagenda’s met voorbeelden uit de praktijk. Wat mij betreft, hadden de meer beschrijvende hoofdstukken korter gemogen en met iets meer analyse en lessen voor de toekomst. Dat lijkt me ook voor studenten, een belangrijke doelgroep voor dit boek, aantrekkelijker en relevanter. Zij kijken immers vooral naar de toekomst van hun vak.
Omdat het boek toch wel vrij veel ‘droge’ beschrijvende informatie bevat, vind ik de intermezzo’s waarin een aantal auteurs uit het veld van beleidsonderzoek is gevraagd hun visie op de toekomst van beleidsonderzoek te geven een uitkomst. Een aantal van deze intermezzo’s, en dan noem ik met name die van Bart Dekker en Wim Derksen, vond ik echt inspirerend om te lezen. -
De inhoud
Het boek biedt een te veelomvattend overzicht van het veld van beleidsonderzoek om een samenvatting te geven van de inhoud. Ik beperk me daarom tot een aantal rode draden die ik heb opgepikt uit het boek, ongetwijfeld gekleurd door mijn ervaring op het snijvlak tussen onderzoek en beleid.
Beleidsonderzoek is in de loop der jaren steeds meer geprofessionaliseerd
Ik herkende in het boek wel enige overeenkomst met mijn eigen ervaring als startend beleidsonderzoeker bij een universiteit ongeveer 25 jaar geleden. We hadden als onderzoekers vooral aandacht voor het onderzoek en minder voor het beleid. Zo luidde onze voornaamste conclusie van een onderzoek naar zware metalen in slootbagger in opdracht van een aantal waterschappen dat er nog veel onzeker was en dat verder onderzoek gewenst was. Bij de presentatie van onze conclusies was de vrij logische vraag van de opdrachtgevers, die letterlijk met beide benen in de klei stonden: ‘Ja, en wat kunnen wij daar dan mee?’ De huidige generatie beleidsonderzoek heeft veel meer oog voor de bruikbaarheid van hun onderzoek en de achterliggende vraag van de opdrachtgever. Dat vereist andere vaardigheden dan alleen de vaardigheden van een goed onderzoeker, zoals ook in het boek op diverse plekken aan de orde komt. Er zijn nu ook veel meer aanbieders ‘in de markt’ die onderzoek kunnen verrichten voor beleid, zoals onderzoeksbureaus, consultants, marktonderzoekers en rijksinstellingen zoals de planbureaus. Deze instellingen hebben ieder hun eigen voor- en nadelen als het gaat over de diverse aspecten van kwaliteit van onderzoek, zoals mooi wordt samengevat in hoofdstuk 9 van het boek. Hieruit blijk overigens dat universiteiten nog steeds relatief laag scoren op bruikbaarheid van hun onderzoek en hoog scoren op wetenschappelijke kwaliteit en originaliteit. Als opdrachtgever heb je tegenwoordig dus veel meer keuze in het type onderzoek en onderzoeker dat je wilt. Het is het goed om je hiervan bewust te zijn en je keuze te baseren op een goede match tussen je eigen wensen en de kwaliteiten van de aanbieder.
Wat is het rendement van beleidsonderzoek?
Na het doorlezen van het boek bekroop mij wel een wat somber gevoel over het rendement van al het verrichte beleidsonderzoek. Als student of startende beleidsonderzoeker zou ik daar wat moedeloos van worden. Zeker de eerste hoofdstukken schetsen toch een ietwat somber beeld. Worden al die mooie beleidsonderzoeken waarin toch veel energie is gaan, zitten wel gebruikt of verdwijnen ze in een diepe la, of zijn ze vooral voor de bühne? Zelfs in hoofdstuk 8, geheel gewijd aan het rendement van beleidsonderzoek, staan weinig inspirerende voorbeelden van beter beleid door onderzoek. Wel veel voorwaarden en tips voor beter gebruik van onderzoek. Daarmee is het boek tegelijkertijd ook wel een eerlijke weergave van de hobbels die ertoe leiden dat kennis uit onderzoek niet altijd optimaal gebruikt wordt en laat het de urgentie zien om ook echt wat te doen met de tips voor een beter gebruik van onderzoek die door verschillende auteurs worden gegeven. Dat neemt niet weg dat naar mijn idee het boek een stuk vrolijker zou worden als er een aantal mooi uitgewerkte succesverhalen in werden opgenomen.
Contact tussen onderzoeker en beleidsmedewerkers is cruciaal
In veel hoofdstukken komt het contact tussen onderzoeker en beleidsmedewerker aan bod. Wat daarbij opvalt, is dat diverse auteurs de noodklok luiden over het huidige aanbestedingsbeleid van de rijksoverheid. Dit bemoeilijkt het contact tussen beleidsmedewerker en onderzoeker. Diverse auteurs beschrijven de nadelen van het systeem zowel voor opdrachtgever als opdrachtnemer en uiteindelijk dus ook voor het rendement. Zo is voor de beleidsonderzoeker de beleidsvraag achter de onderzoeksvraag niet altijd helder genoeg, is het voor de beleidsmedewerker vaak lastig de ‘gelikte’ offertes goed op kwaliteit en bruikbaarheid te beoordelen, en is het voor nieuwe, creatieve aanbieders lastig een plek ter veroveren. Er is in het proces weinig plaats ingeruimd voor de beleidsmedewerker om de kwaliteit van de onderzoeker zelf te kunnen aftasten. De enige informatie hierover is een wervend cv op papier. Kiezen voor een vertrouwd bureau met bekende onderzoekers is dan een veilige keuze. Zelf heb ik als lid van een lokale rekenkamer de grote voordelen van een face-to-face gesprek met de offrerende onderzoeksbureaus ervaren. Onze gewoonte om alle offrerende bureaus uit te nodigen voor een gesprek om hun offerte toe te lichten leidde niet zelden tot een andere voorkeur dan op grond van alleen het lezen van de offertes. Kwaliteiten als flexibiliteit, meedenken over oplossingen en creativiteit van de onderzoekers kun je moeilijk op grond van papier beoordelen. Ik sluit me daarom van harte aan bij het pleidooi van Bart Dekker voor een constructieve dialoog tussen inkopers en aanbieders van beleidsonderzoek om te verkennen hoe de aanbestedingsprocedure zo kan worden verbeterd dat recht wordt gedaan aan waarden als transparantie en gelijkheid, maar tegelijkertijd betere voorwaarden worden geschapen om beleidsonderzoek al vanaf de start zo goed mogelijk in te richten met de grootste kans op een bruikbaar resultaat.
-
Conclusie
Kennis voor beleid is een heel leesbaar boek dat ik vooral zou aanraden voor startende beleidsonderzoekers en beleidsmedewerkers die een beeld willen krijgen van de wereld van het beleidsonderzoek. Voor ervaren beleidsonderzoekers brengt het boek waarschijnlijk minder nieuws, maar kan het wel waarde hebben als naslagwerk waarin de ontwikkelingen in de afgelopen jaren en de state of the art op hun terrein worden beschreven.
De bundel Kennis voor beleid (2015), onder redactie van Peter van Hoesel, Jos Mevissen en Bart Dekker, is een boek voor iedereen die werkzaam is op het snijvlak van onderzoek en beleid. De uitgave is vooral opgezet als leerboek of overzichtswerk voor studenten, beleidsonderzoekers en beleidsmedewerkers die in hun dagelijkse praktijk te maken hebben met beleidsonderzoek.
Het boek biedt een overzicht van de historie en ontwikkeling van het beleidsonderzoek, definities en het onderscheid met aanpalende vakgebieden, en de plaats en rol van beleidsonderzoek in het beleidsproces. Ook de praktijk van het onderzoek komt aan bod met hoofdstukken over zaken als de rol van beleidstheorieën, organisatie van het onderzoek en een blik op de organisatie aan de vraagkant, waaronder een beschrijving van de ontwikkeling van onderzoeksagenda’s en aanbestedingsprocessen bij de overheid. Er is een hoofdstuk gewijd aan het rendement van onderzoek en hoe dit verbeterd kan worden. Ten slotte biedt het boek ook een blik op recente en toekomstige ontwikkelingen. Kortom, voor iemand die een overzicht wil krijgen van beleidsonderzoek en alles wat daaromheen speelt biedt dit boek een goed startpunt. Wat dit boek niet biedt, is een praktische gids hoe onderzoek te doen. Daar zijn, zoals de auteurs ook aangeven, andere boeken voor. Een aantal van deze handboeken vindt de lezer terug in de literatuurlijsten aan het eind van diverse hoofdstukken, met name hoofdstuk 7.